 |
C. H. Y. A. S. |
 |
Zie hier eene herinnering van de genade van uwen Heer, omtrent zijn dienaar Zacharias. |
 |
Toen hij zijn Heer aanriep met eene geheime aanroeping. |
 |
En zeide O Heer! waarlijk mijne beenderen zijn verzwakt en mijn hoofd is wit geworden door grijsheid. En ik was nimmer ongelukkig in mijne gebeden tot u, o Heer! |
 |
Maar ik vrees mijne bloedverwanten, die mij zullen opvolgen; want mijne vrouw is onvruchtbaar: geef mij dus een opvolger uit mijn eigen lichaam van u. |
 |
Die mijn erfgenaam zal zijn en een erfgenaam van het gezin van Jacob; en geef, o Heer! dat hij door u aangenomen worde. |
 |
En de engel antwoordde hem: O Zacharias! waarlijk wij brengen u tijdingen van een zoon, wiens naam Yahya zal zijn. Wij hebben niemand v |
 |
Zacharias zeide: Hoe zal ik een zoon hebben, terwijl ik zei dat mijne vrouw onvruchtbaar is, en ik thans tot hoogen ouderdom gekomen en afgeleefd ben? |
 |
De engel zeide: Zoo zal het zijn. Uw Heer zeide: Dit is mij gemakkelijk. Ik heb u vroeger geschapen, toen gij nog niets waart. |
 |
Zacharias antwoordde: O Heer! geef mij een teeken. De engel hernam: Uw teeken zal zijn, dat gij in drie nachten niet tot de menschen zult spreken hoewel gij u in volmaakte gezondheid bevindt. |
 |
En hij ging tot zijn volk uit het vertrek en hij maakte hun teekenen, alsof hij wilde zeggen: Geloofd zij God, des ochtends en des avonds. |
 |
En wij zeiden tot zijn zoon: O Johannes! ontvang het boek der wet, met het besluit, dat te leeren en in acht te nemen. En wij schonken hem wijsheid, toen hij nog slechts een kind was. |
 |
En onze genade en zuiverheid des levens; en hij was een vroom mensch |
 |
En deed zijnen plicht omtrent zijne ouders, en hij was trotsch noch weerspannig. |
 |
Vrede zij op hem! den dag dat hij werd geboren, en den dag waarop hij zal sterven, en ook den dag waarop hij tot het leven zal worden opgewekt. |